Herbeoordeling vereist in informatieverzoek over GGD Datalek

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) moet de openbaarmaking van stukken op basis van een informatieverzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) van de Volkskrant herbeoordelen. De bestuursrechter van de rechtbank Amsterdam oordeelt in haar uitspraak van 30 augustus 2023 dat de motivering van VWS onvoldoende is om aan te nemen dat het belang van de Staat zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. Dit is een belangrijk oordeel in het kader van de civiele procedure die Stichting ICAM voert tegen de Staat over het GGD Datalek.

Waar gaat het over?

De Volkskrant heeft op 23 september 2021 verzocht om de openbaarmaking van documenten en communicatie over het Data Protection Impact Assessment Bron- en Contactonderzoek Landelijke Schil (DPIA BCO). VWS heeft dit verzoek op 25 januari 2022 deels toegewezen en deels afgewezen. Eén document is gedeeltelijk geweigerd en vier documenten zijn integraal geweigerd. Hierbij doet VWS een beroep op de weigeringsgronden van de Woo.

Openbaar, tenzij…

Het uitgangspunt van de Woo is openbaarheid door de overheid. Dit betekent dat een bestuursorgaan zoals VWS openbaarmaking alleen mag weigeren als zij een gerechtvaardigd beroep kan doen op de uitzonderingen opgesomd in de Woo. VWS voert in deze procedure aan dat openbaarmaking afbreuk doet aan ‘het goed functioneren van de Staat’, een uitzondering genoemd in artikel 5.1 lid 2 sub i Woo. VWS stelt daarnaast dat openbaarmaking van bepaalde stukken haar procespositie kan schaden én dat een derde partij (Stichting ICAM) al daadwerkelijk stappen heeft gezet in aanloop naar een civiele procedure. De Volkskrant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en voert het volgende aan.
Een groot deel van de problematiek waarop de opgevraagde informatie ziet is al bekend omdat dit bijvoorbeeld in het nieuws is besproken. Als constateringen over deze problematiek worden besproken in de opgevraagde documenten, kan dit niet geheim worden gehouden. Ook moet openbaarmaking geen probleem vormen omdat aangenomen mag worden dat de kwetsbaarheden die hebben geleid tot het datalek, verholpen zijn.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank neemt een vrij strenge houding aan tegenover VWS. Overkoepelend oordeelt de rechter dat VWS bij de herbeoordeling het tijdsverloop in acht moet nemen. Het is namelijk van belang dat het bestuursorgaan kijkt naar de situatie van nu en niet naar hoe de situatie was toen het document werd opgesteld of toen het besluit werd genomen.
Ten aanzien van de DPIA zelf oordeelt de rechtbank dat uit de passages niet zonder meer blijkt dat openbaarmaking misbruik in de hand zou werken, met eventuele privacy-schendingen tot gevolg. Indien dit wel zo zou zijn, moet VWS dit beter motiveren.

Over de analyse van de DPIA oordeelt de rechtbank dat zij niet kan inzien waarom een document waarin algemene beschrijvingen van wet- en regelgeving en de concrete toepassing hiervan zijn opgenomen niet openbaar gemaakt kan worden. Op het gebied van technische gegevens van ICT-systemen kan dit in zijn algemeenheid wellicht anders liggen. Het is niet duidelijk waarom openbaarmaking tot risico’s zou leiden en dat dit de procespositie van de Staat zou schaden. Als dit het geval zou zijn moet ook dit beter gemotiveerd worden. Interessant in dit verband is dat de rechter expliciet wijst op het feit dat de geopperde uitzonderingsgrond niet misbruikt mag worden om misstanden als zodanig te verbloemen of als argument voor risico op verminderd vertrouwen in de overheid bij het publiek waardoor een bestuursorgaan minder goed zou functioneren.

Om deze redenen dient VWS binnen zes weken een nieuw besluit te nemen over het (concept) DPIA en de analyse hiervan, met inachtneming van het oordeel van de rechter.